Waarom is die naastenliefde toch zo moeilijk?
Aan noodzaak tot naastenliefde is er sinds het begin van onze jaartelling niets ingeboet. Je zou bijna denken dat het meer nodig is dan ooit, althans, als we allemaal willen blijven leven en een beetje gelukkig ook. Dat moet toch mogelijk zijn, zou je denken? Gewoon wat aardiger zijn, die wapens wegdoen, open staan voor elkaar, eens iets nemen, en vooral veel geven.
Het is een probleem, en daar heeft iedereen onder te lijden. Dat komt omdat allerlei zintuigen en organen niet meer goed werken, zo lijkt het wel. Luisteren is niet meer goed mogelijk, lezen al helemaal niet en een beetje ontspannen een boodschap tot je nemen is iets uit vervlogen tijden. Er moet meteen een mening op, liefst hard en meedogenloos, en die moet dan ook op internet (hallo) en iedereen moet ‘m lezen.
Iedereen is reagluurder geworden, die identiteit is al lang niet meer alleen toebedeeld aan de rechtse, eenzame, zuipende zolderkamerbewoner, meestal man. En o ja, het gaat ook niet meer over nuances, over meningen, laat staan over gevoelens, het gaat alleen nog maar over links en rechts. Waarvan niemand meer weet waar ze voor staan, want de oorspronkelijke betekenis van economische thematiek, verdeling van geld en goederen, is ook in rook opgegaan.
Jammerdejammer, ‘We gaan de ondergang tegemoet’, die lees je ook heel vaak. Nu is dat apocalyptische denken van alle tijden, en iedere keer trapt men er weer in, dus nu wordt dat vuur ook flink opgestookt. Met als gevolg een totale onwetendheid van mensen over wat er echt aan de hand is. Sterker nog, er is niemand die echt weet wat er speelt op de wereld, er lijken geen woorden voor te zijn want niemand spreekt meer dezelfde taal.
Wat is toch die hand die de mens almaar uit elkaar speelt? Ergens geven we – ja we – er allemaal zelf toestemming voor. Om te vervallen in de meest kinderachtige woordspelletjes waarbinnen diepe haat, woede, rancune en vernietigingsdrank wordt verpakt. En waar dat allemaal vandaan komt? Ik weet het antwoord wel. Het is angst. We dachten dat we er waren, dat we het voor elkaar hadden en dat was ook zo.
We hadden het ook voor elkaar juist en dankzij de naastenliefde, die helaas ook als gevolg van heel dood en verderf, tot pogingen tot vrede en democratie heeft geleid. Vergaand en langdurig, een wereld waarin we ‘onszelf’ konden zijn (maar daar dan toch weer als een dolle naar op zoek moesten want dat was een andere filosofische categorie, zeg maar), een wereld waarin er dingen waren uitgedacht en uitgevonden.
Naastenliefde gaat om de naaste als individu, het de ander aan kunnen kijken en een ander volwaardig mens kunnen zien. In al zijn naaktheid, openheid, kwetsbaarheid. En jezelf in die ander herkennen, deels. Want ook jij staat daar in al je naaktheid, openheid, kwetsbaarheid.
Vanuit daar kun je verder. Eerder niet echt.